Henket of Henquet - Luik, Liese (Lixhe), Ternaaien (Lanaye), Eben-Emael, Eijsden, Sint Pieter of Maastricht?
Uit de gegevens van volkstelling van 31 mei 1947 blijkt dat er in Maastricht 29 keer de familienaam Henket voorkwam. In Heerlen werd vijf keer genoteerd.
Aantal naamdragers HENKET bij de volkstelling van 1947 volgens het Nederlands Repertorium van Familienamen en aantal naamdragers HENQUET bij de volkstelling van 1947 volgens het Nederlands Repertorium van Familienamen. Bron: aantal naamdragers per provincie plus Amsterdam, Rotterdam en Den Haag bij de volkstelling van 1947 - The quantity of namesakes and the distribution per province according to the census taken in 1947. © 2004 Leendert Brouwer, Meertens Instituut. Topografische verspreiding van de naam HENKET in Nederland en België anno 2004 (gebaseerd op telefoonnummers):
De Nederlandse Familienamenbank telt in 2007 61 Henket naamdragers en 66 Henquet naamdragers in Nederland. Frankrijk: zie http://www.geopatronyme.com/cgi-bin/carte/nomcarte.cgi?nom=henquet&submit=Valider&client=cdip. In de Verenigde Staten vinden wij een familie Henket in 1930 te Jefferson, Michigan. De herkomst van deze familie is nog niet bekend. Zelf wist ik weinig over mijn
familie en voorouders, wat voornamelijk te verklaren is uit het feit dat ik
thuis de jongste was; vele familieleden waren reeds overleden en bleven onbekend
voor mij.
Ook mijn vader (Jan Bernard 1905 -
1985), grootvader (Johannes Hubertus 1854 - 1915) en overgrootvader (Joannes
Baptist 1803 - 1872) blijken allen de laatst geborenen te zijn binnen hun gezin!
Als jongste maak je op deze manier sprongen door de tijd. Bovendien waren de
Henkets niet zo "familie-minded". Veel familieleden kende men niet of alleen
maar van naam. Al met al voldoende reden tot onderzoek naar het verleden van de familie Henket; de naam ook geschreven als Hancken, Heneket, Henryket, Henketh, Hencket, Heynte, Henckait, Hinke, Hinket, Hinken, Hincke, Hincken, Hincquet, Henkuet, Henkeut en Henquet zoals snel zal blijken. Velen "waren het schrijven niet machtig" en de betreffende koster, pastoor of ambtenaar schreef de namen op zoals hij ze hoorde, vaak dus fonetisch. De Franse ambtenaren maken er vanaf 1794 soms een potje van.
De parochieregisters van Lixhe zijn bewerkt door Dhr. Joseph Dortu. Ook uit de nalatenschap van Veldman zijn gegevens opgedoken en verwerkt. Veel "Henkets" zijn niet makkelijk te plaatsen, omdat een aantal (deel)archieven van Ternaaien (Lanaye) en omgeving verloren zijn gegaan door brand of andere oorzaken. De parochieregisters van Lanaye (Ternaaien) zijn te raadplegen in het Rijksarchief te Hasselt (Be) microfilm n° 0613308.
Zie verder: literatuuropgave. De afbeelding links geeft alle lokaties aan van de personen uit het bestand Henket - Henquet.
In het boek Familienamen in Limburg van J. Crott en J. Hoen is de
naam HENKET, HENQUET en JANSON (Johan) gerangschikt onder de namen van
Waalse komaf; het voorgeslacht is meestal te lokaliseren in het Luikse
land. Bij de familienamen die afgeleid zijn van een voornaam zijn de roepnamen
met een uitgang -et(te), -ot(te) en -ar(d) karakteristiek. HANNEMAN, HANNEN, HANS(S)EN, HENSGENS, HENS(S)EN, HENNEN, HENNEKENS naast JANS, JANSONIUS, JANS(S)EN, JANSSENS, JENNEKENS van Jo(h)annes, de Doper of ook apostel, "Jahweh is genadig; Godsgeschenk". Johannes was wel de meest populaire doopnaam, met als roepnamen Jan, Johan, Hans en Hens en veel varianten daarvan. JESSEN zou via Jens er ook uit af te leiden zijn, maar anderen denken dat deze naam is terug te voeren op Jesse, Jessai = Isaï, wat betekent "Jahweh is" of op Jesaja "Jahweh is heil". Waalse varianten: HAN(N)ON, HANIN, HANNOT, HANQUET, HANSOUL. In het boek Verklarend Woordenboek van de Familienamen in België en Noord-Frankrijk van Dr. F. Debrabandere staat vermeld:
HANQUET, HANQUEZ, HENQUET, HENQUEZ, HENKET, HANCKÉ, ANQUET, ANQUEZ: patroniem
(vadersnaam, familienaam ontstaan uit een mannelijke voornaam); Luiker Waals;
vleivorm – diminutief - op –et van Hanke (een afleiding waardoor de voornaam in
de omgang een vertrouwelijke of vriendelijker klank kreeg); afleiding van de
voornaam Han, Johannes.
Januari 1289 draagt het kapittel van Saint Paul uit Luik goederen over aan Jean HANEKIENS (fermier) van Lixhe en zijn opvolgers. Is dit de vroegste vermelding van een "Henket" uit de omgeving Lixhe? In 1297 is er sprake van een Margherite HANOKEDE (table des testaments 293 uit Doornik). 1502 wordt is er een Hanckenne le "texteur" (texteur of texheur=wever) genoemd in het Registre 214 des Gabelles (zoutbelastingen) van de stad Visé (Visé R. 214, f. 280: 1502). P. HANQUET schrijft in Le Parchemin: "Frappez un bosquet… il en sort un Hanquet!". Hiermee geeft hij aan dat deze naam heel veel voorkomt in het Luikse en Brabants Waals gebied. Bovendien is de naam afgeleid van de meest voorkomende voornaam: Jean of Jehan vormt de naam JEHANCHET, JEANCHET, later HANCKET en HANQUET. Gelet op het voorafgaande is het duidelijk dat niet alle HANQUET’s afstammen van dezelfde Jean. Een relatie tussen de huidige naamdragers HANQUET en HENQUET kon niet worden aangetoond en bestaat waarschijnlijk ook niet.
Ad Welters schrijft in zijn boek Uit Valkenburgs verleden op blz. 89: "Onze voorouders lieten zich des nachts bewaken door een of meer nachtwachten die meest vergezeld werden door een waakhond. Dat deze speciaal op brandgevaar moest letten spreekt vanzelf. Daarom waarschuwde de nachtwacht na negen uren om de lichten (kaars en olielamp) te doven en op tijd naar bed te gaan. Hij werd genoemd de "haniquenne" en daarvan zijn afgeleid onze Limburgse familienamen: HENKET, HENQUET, HANECOUT, HENNEKENS". In de dictionnaire des noms de famille de France (et d'ailleurs):
De nog vele vragen opwerpende Henkeput ("d’n Eenkepöt" in het plaatselijke dialect) in het Savelsbos is wellicht vernoemd naar Henker in de betekenis van beul; anderzijds noemt men de Henkets (Henquets) op Sint Pieter Hinke en te Eijsden Hingkings. Lag deze put op Henkets grondgebied (van Gerard Hencket)? Werden de lijken van verslagen soldaten in deze groeve geworpen? Dit zou je aan de skeletresten - sporen van letsel - moeten kunnen zien. Beulswerk? Eveneens zichtbaar aan de skeletresten. Werd deze groeve op veilige afstand van dorp en stad gebruikt om mensen welke gestorven waren aan besmettelijke ziektes snel te kunnen begraven; er werden geen resten van kleding/schoeisel e.a. ontdekt. Waren deze verbrand, zoals gebruikelijk was in tijden van epidemieën? Deze put heeft ongetwijfeld gefunctioneerd als onbedoelde valkuil voor mensen dier. Zicht vanuit de Henkeput tijdens het onderzoek in 1964. Bron: Prehistorische vuursteenmijnen van Rijckholt - St. Geertruid (Ryckholt) vuursteenmijn. Een verklaring voor het woord Eenke is er niet. Deze trechter eindigt in een pijp met een doorsnee van anderhalve meter en een lengte van vijf meter. Aan het einde van de pijp bevindt zich een onregelmatige kamer met een doorsnede van ongeveer elf meter. Door de haksporen in de zijwanden van de kamer en de pijp is duidelijk te zien dat het een door mensenhanden gemaakt gat is. Het is dus geen natuurlijk verschijnsel. Over de Henkeput doet een aantal hypotheses de ronde. Een van deze hypothese gaat over het feit dat het een Romeins massagraf zou zijn. De Henkeput zou gebruikt zijn als begraafplaats voor de gesneuvelde Romeinen uit een veldslag tegen de Eburonen. De gesneuvelden werden in de Henkeput geworpen. De veldslag heeft volgens Caesars ‘De Bello Gallico’ plaats gevonden op twee dagmarsen van de Rijn. Een groot gebied dus waar deze slag heeft kunnen plaatsvinden. De Romeinen verloren deze slag trouwens. In de Henkeput zijn tijdens onderzoek in 1888 tientallen geraamten van mensen gevonden. Bij deze geraamten werd niets van gespen of knopen van kleding teruggevonden. Daarom gaat men ervan uit dat de lichamen naakt waren toen ze in de put geworpen werden. Aangezien de Henkeput op het grondgebied van graaf De Geloes van Eijsden lag, zijn alle vondsten in het kasteel van de graaf terecht gekomen. Ze zijn later allemaal verloren gegaan. Analyse van de geraamten heeft dus nooit plaats kunnen vinden. Bij later onderzoek zijn wel nog resten aardewerk uit de Romeinse tijd gevonden. Volgens de hypothese van de geschiedschrijver Habets zou de Henkeput gegraven zijn om de ter dood veroordeelden in te werpen na hun terechtstelling. Echter in een periode van bijna drie honderd jaar werden in de omstreken van Gronsveld en Rijckholt nauwelijks doodvonnissen voltrokken. Dus een zeer onwaarschijnlijke hypothese. Een andere hypothese gaat over het feit dat het een vuursteenmijn zou zijn. Ook niet echt waarschijnlijk omdat de Henkeput hemelsbreed 300 meter van de vuursteenmijn van Rijckholt verwijderd ligt. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat er hooguit enkele ‘kruiwagens’ vuursteen in de Henkput aanwezig zijn geweest. Dus niet echt aannemelijk dat er zo’n gat gemaakt werd om slechts een kleine hoeveelheid vuursteen te delven. De meest waarschijnlijke hypothese is dat het een mijn is geweest voor het winnen van mergel. Deze mergel werd gebruikt voor de landbouw en niet voor de huizenbouw omdat deze mergel daar niet geschikt voor is, te zacht, te bros. Een soortgelijke mijn is ook in de gemeente Meerssen aangetroffen tijdens onderhoudswerkzaamheden aan de spoorlijn Aken-Maastricht. De gewonnen mergel werd gebruikt om het land te ‘bemergelen’, te verrijken als het ware. Naar alle waarschijnlijkheid heeft men gekozen voor mijnbouw omdat men dan gedurende de winterperiode ook mergel kon winnen. Het winnen van mergel in een open groeve, dagbouw dus, kan in de winter niet plaatsvinden door de invloed van de vorst. In een ondergrondse ruimte zal het ook in de winter niet vriezen. De temperatuur zal nooit lager dan ongeveer tien graden Celsius worden. Dus een aangename temperatuur om mergel in te delven. In de Henkeput zijn tijdens meerdere onderzoeken honderden skeletten van zoogdieren gevonden. De Henkeput is ook gebruikt om gestorven vee in te dumpen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog is een uit België gevluchte Russische krijgsgevangene in de Henkeput gevallen. Hij heeft de val overleefd omdat die gebroken werd door een grote hoeveelheid takken en bladeren die op de bodem van de Henkeput lag. Bron: Grueles. Dagblad de Limburger, regio Maastricht:
In Roodkapje, een sprookje van Grimm, is in het Duits te lezen:
In
de Egyptische oudheid bestaat er een hiëroglief voor het Egyptische woord
"henket" wat "bier" betekent, o.a. gebruikt in onderstaande tekst:
"Hotep-di-Nesu Pa-Aton em
Akhet,
Vertaling: "A
royal offering which is given to the Sun Disk in the Horizon,
Opmerking: wat betreft de jaartallen: voorzover niet anders vermeld is geboortedatum ook doopdatum en overlijdensdatum ook begraafdatum. Arnoldus Henket (Hinken) zal de gids zijn voor een tochtje door de tijd. Vanaf deze voorouder is er veel met zekerheid bekend over de personen Henket/Henquet. Over de voorouders van Arnoldus is nog niet zo veel bekend. Veel Henkets en familieleden waren binnenschipper, visser, hovenier, landbouwer of combineerden deze beroepen; een hovenier is een kweker van groenten en andere tuinbouwproducten. Zie: beroepen Frans Nederlands.
De tot nu toe vroegst bekende voorouder (de zogenaamde stamvader) is Joannes HENCKETH. Zijn broer Henricus is op 25 december 1622 peter bij een doop van een tweeling te Lixhe. De zoon van Joannes, Gerard HENKET (±1630 - na 1658), gehuwd met Elisabeth LE TEXHEUR, wordt genoemd in de Chambre des Comptes reg. 465 (registres des censiers - hereboeren - de la Vallée) Archives de l'état Liège. Zijn kleinzoon Joannes (Jean) HENKET (±1665 - na 1704), zoon van Henri HENKET gehuwd met Catherine GARDIJ, woonde in Lixhe met zijn vrouw Gertrudis DELNAIJE (CLAESKEN DEL NAYE DELNAY ±1665 - 30 aug. 1691). 1704 is hij burgemeester van Lanaye en het gehucht au Thier (Petit-Lanaye).
In de notariële akten van het AEL (Luik) betreffende het gebied Blegny - Dalhem, notaris N. J. DOSSIN (periode 6 juni 1741/ 5 juli 1741; bewerkt door Joseph Dortu) is te lezen: 11 juli 1741 comp. Elisabeth RUET jonge dochter met haar schoonbroer Jacques CANE gehuwd met Catherine RUET. Er worden genoemd Collas RUET, Michel BRIFFET et Elisabeth HOUCHET (=HENKET) grootvader en grootmoeder van de comparanten. Deze Elisabeth HENKET (ook HENQUET, 1650-1713) is een dochter van Gerard HENCKET en Elisabeth LE TEXHEUR. Arnoldus leefde van 1762 - 1804 en was gehuwd met Maria Ida BLANCKERS (1757 - 1821). Zij kregen 5 kinderen. Via deze kinderen voert een lijn naar Sint Pieter, een andere naar Maastricht en elders.
Voor de tijd van deze Arnold (via Gerard HENKET, een broer van zijn betovergrootvader Jean Henket) voert een lijn naar Eijsden; zoals blijkt uit volgende relatieschema's:
N.B. de meesten die geboren worden te Lanaye worden gedoopt te Lixhe. Dit voorouderschema is zeker niet compleet en definitief; er moeten nog heel wat gegevens herschikt, gezocht en gevonden worden. In Eijsden hanteert men vanaf ± 1700 tot en met heden de schrijfwijze HENQUET en HENKET, soms voor dezelfde persoon door elkaar zoals uit veel originele aktes blijkt. De huidige generaties in Eijsden gebruiken de schrijfwijze HENQUET (Hingkings genoemd in Eijsden). De nakomelingen van Arnoldus hanteren meestal de schrijfwijze HENKET; een enkele keer schrijft men, onder invloed van de franse ambtenarij, HENQUET. De volgende generaties schrijven echter weer HENKET (Hinke genoemd te Sint Pieter).
De burgemeesters van Lixhe en Lanaye. Het besluit van 10 juni 1691, geaccordeerd door de leden van de gemeenschap en de baron van Surlet, afgevaardigde van de prins van Luik, maakt het mogelijk 3 burgemeesters te benoemen. Sindsdien kwamen ieder jaar, op 7 januari, de familiehoofden (les surséants) bij elkaar in vergadering en kozen de burgemeesters voor een periode van 1 jaar. Een van de burgemeesters werd gekozen door de inwoners (les manants) van Lixhe en Loën; een tweede door de inwoners van Nivelle en de derde burgemeester door de inwoners van Lanaye en Petit-Lanaye (au Thier). De collecteurs (belastingontvangers) werden eveneens benoemd voor een periode van 1 jaar. De registers waarin deze benoemingen zijn opgenomen zijn bijna allemaal in zeer slechte staat bewaard gebleven. Uit de restanten kon de volgende lijst samengesteld worden:
Uit een akte,
verleden bij notaris Albert Nicolas LEBLAN (getuigen Franck DAMAF en Elisabeth
JODOGNE), op 7 april 1718, blijkt, dat hij een rente van 80 gulden ontvangt van
Leonard CLOCKERS (zijn schoonbroer) als compensatie ter behoud van de
bezittingen van zijn overleden vader Franck CLOCKERS, gelegen "Rue de la Halle". op 7 maart 1703
verkoopt Otto Coecken de Zaagmolen voor ƒ 1000 aan Hubert Rutten (uit St.
Mertensvoeren?), wonende in de banaalmolen van Eijsden. Laatstgenoemde molen is
rond 1700 gepacht door Willem Rutten. Bij de overdracht van de Zaagmolen
verkeert deze in niet al te beste staat, wat ook valt op te maken uit de lage
prijs die ervoor wordt betaald. Zowel Hubert Rutten als, na zijn overlijden (21
december 1719), zijn weduwe Alice Pacquay (Aldegundus Paques), hebben moeite om
het bedrijf - de Saeghmolen - gaande te houden. Omdat zij uiteindelijk niet aan
haar verplichtingen kan voldoen, verkoopt de weduwe Rutten op 6 januari 1722 de
molen aan Gerard Hencket. Gerard Hencket neemt de verplichting op zich, de
achterstallige rente van de weduwe Rutten aan het prins-bisdom Luik (jaarlijks
dient dertien malder rogge te worden geleverd) te voldoen, maar van verdere
betaling is geen sprake. Wel wordt vermeld dat Hencket de nodige herstellingen
aan de molen zal uitvoeren en de kosten daarvan zal noteren, zodat deze bij
verdere vervreemding in rekening kunnen worden gebracht.
"De Zaagmolen", gelegen in de buurtschap Laag Caestert was in zijn tijd, wat
gebouw en ligging betreft, de mooiste watermolen op de Voer. Met de molen is met
behulp van waterkracht ooit hout gezaagd. Van deze functie, die vóór 1800 moet
zijn voorgekomen, heeft hij de naam "Zaagmolen' overgehouden. Bron: dagblad De Limburger 25 juli 2006.
Jean Henri HENQUET (Joannes Henricus HENKET, 1804 - 1863 gehuwd met Maria Margaretha CLAESSENS, 1806 - 1857) was ook een van de burgemeesters van Lanaye. Correspondentie van de burgemeester Jean Henri HENQUET, burgemeester van Lanaye van 1830 - 1844. Over een bijdrage aan de opstand schrijft hij, dat de inwoners nog geen schenkingen gedaan hebben, niet uit desinteresse, maar uit angst de naburige vesting Maastricht te provoceren. Lanaye, le 13 décembre 1830. Mr. le Commissaire de l'arrondissement de Maestricht, En exécution de votre circulaire du 2 courant, j'ai l'honneur de vous informer que jusqu'à ce jour, aucun don patriotique n'a encore été fait par les citoyens de cette commune en faveur de notre Révolution. Si jusqu'ici les habitants de Lanaye n'ont pas partage l'élan général et déposé leur offerande, je vous prie de croire, Mr le Commissaire, que ce n'est pas par indifférence pour la cause commune mais plutôt par la seule raison que voisins de la forteresse de Maestricht, ils craigtnent de se compromettre vis-à-vis de nos ennemis. J'ai l'honneur... Le Bourgmestre, Henquet Tijdens de Belgische opstand liep het kasteel Caestert veel schade op. 1831 werd het kasteel aangevallen door een colonne infanterie en cavalerie uit Maastricht. Belgische jagers "De chasseurs de Chasteleer", die het destijds bezetten, dreven echter de aanvallers terug. Dit gebeuren en de aangerichte schade is te lezen in een brief gedateerd 21 januari 1831, gericht aan de commissaris van het district: Dans la matinée d'avant-hier (19 janvier), et vers six ou sept heures du matin, une calonne composée d'infanterie et de cavalerie, sortie de la garnison de Maestricht est venue attaquer le château de Castert situé sur cette commune; lequel était alors occupé par la compagnie des chasseurs de Bruxelles appuyés par un détachement de voltigeurs. Les troupes susdites et à l'aide de la compagnie franche-Tournaisienne stationnée a Cannes, forcèrent la colonne hollandaise à se replier, mais les derniers emmenèrent avec eux cinq vaches pleines appartenant à M. Gilles Cuvelier, fermier au dit Castert. Durant l'attaque, une autre vache appartenant au même Cuvelier, avait été tuée dans l'étable. Le bourgmestre Henquet. Zie: Kapellen en de Lourdesgrot. Andere grafmonumentvondsten.Over het vieren van de Belgische opstand schrijft hij, af te zien van de feestelijkheden uit angst dat Maastricht haar poorten zal sluiten voor zijn inwoners, waarvan een groot aantal de kost verdienen in het Nederlandse Maastricht met handel en het verkopen van groenten in Maastricht: manière que ce n'est que dans l'appréhension de compromettre les habitants de cette commune vis và vis la Lanaye, le 15 octobre1833. Monsieur Le Commissaire, J'ai l'honneur de vous informer que dans l'intérêt de mes administrés, j'ai cru devoir m'abstenir de faire célébrer par des fêtes les journées de septembre 1830. Le seul motif qui en ceci m'a dirigé et que j'espère sera approuvé par l'autorité supérieure le voici: plusieurs jours de la semaine grand nombres d'habitants de cette commune se rendent à Maestricht, les uns pour affaires de commerce, les autres pour y vendre leurs légumes ce qui chez la plus part forme pour ainsi dire leur principale ressource, de susceptibilité hollandaise qui aurait fort bien pu leur refuser léntree des portes de la ville que nous avons cru pour le moment nous conduire comme il est dit ci-dessus. Le bourgmestre de Lanaye,J. H. Henquet.
Tot en met heden zijn nog veel Henkets en Henquets, zowel in Nederland als in België, actief op maatschappelijk en bestuurlijk terrein, werkzaam in de gezondheidszorg, het onderwijs, in technische beroepen of actief als ondernemer. |